Uiteraard willen wij u een korte indruk geven van de roman.

Hieronder een fragment uit het tweede hoofdstuk:

 

-----

De menselijke strontvlieg

 

Het waren indringende journaalbeelden. Het negentiende-eeuwse station had ge­brand als een fakkel, het monumentale gebouw was verwoest.

Tijdens de reis zag Rob in gedachten de restanten smeulen. Het maakte een bezoek aan zijn oude woonplaats extra spannend. Rob drukte zijn neus te­gen de ruit. Hij veegde de condens weg. De schade was enorm. Uit het halfronde dak boven de perrons had het vuur happen weggevreten. Van de prachtige art deco restauratie stonden alleen de muren nog overeind. De gietijzeren bogen wa­ren vervormd tot gigantische geblakerde ribben.

Rond de donkere ruïne was het rustig, het nablussen was afgelopen. De trein stopte op een perron ertegenover. Het terrein waar ­de brand had gewoed was met hekken afgezet.

Volgens het journaal had een dakloze man de brand aangestoken, toen hij het restaurant moest verlaten. Het was een bekende van EHBO’s en crisisdiensten. De vitrage had de vlammen naar het houten plafond geleid.

Rob voelde dat het gebouw een deel van hem was, de aanblik van het uitgebrande karkas raakte hem diep.

Alleen materiële schade? Een stuk van mijn stad. Alles stonk naar brand.

De reünie zou om acht uur beginnen. Hij haastte zich en zou op de terugweg de gevolgen van de brand goed bekijken. Bij de hoofduitgang stond een groep man­nen.

‘What a friend we have in Jesus,’ zong één van hen achter zijn rastakapsel.

Een Jezusfreak?

‘Brown or white, brown or white,’ fluisterde de man toen hij Rob zag kijken.  

 

De schuifdeuren openden en sloten zich weer. Het was vochtig, de maan stond vaalbleek aan de hemel. De reflectie van de straatverlichting werd verstoord als hij in een plas stapte. Het was nog koud ook. Rob liep langs de taxi­stand­plaats naar de bushalte. De bus stond er niet.

Waarom was hier geen wachthokje?

Hij trok zijn kraag op. Er sloten zich meer mensen aan, voorzover hij kon zien geen reünisten. Veel van zijn ex-leerlingen zouden nu wel met eigen vervoer komen.

Een meisje vroeg geld voor de trein. De meesten schudden nee en wendden zich af. Zodra het meisje een ander aanschoot gluurden de omstanders weer naar haar. Blikken van afkeuring en een mengeling van schaamte en onderlinge verstandhouding.

Rob zei niet onmiddellijk nee en routinematig draaide ze haar verhaal af. Ze moest terug naar het internaat.

‘Geen geld voor een kaartje,’ vervolgde ze op het zwijgen van Rob. Ze hield haar hand op.

Ze droeg een dun, vuil­blauw trainings­pak en gymschoenen. Ze hoestte voortdurend. Een mager en vaal mens. Ziek en vies. Ze ontweek zijn blik niet.

‘Brown or white,’ zei hij­, terwijl hij zocht naar wat losgeld.

‘Volgens mij moet jij gewoon scoren.’

‘Verzin jij maar wat beters, dan ben ik ook geholpen,’ antwoordde ze.

Rob haalde zijn schouders op.

‘Misschien moet je zeggen dat je verslaafd bent.’

Hij had wat munten in zijn achterzak.

‘Tegenwoordig weten veel mensen dat het moeilijk is.’

‘Als je het echt begrijpt is mijn smoes ook niet erg.’ Ze hield haar hand op.

Wat moet je zo’n meid nou zeggen, dacht Rob.

Hij gaf haar het geld.

‘Bij de bus hebben ze schone naalden en condooms.’ Hij had al spijt voor het eruit was. Haar blik bevroor.

‘Lul niet, oké. Ga maar ergens anders de dominee uithangen. Ik tippel niet. En zo ja, wat dan nog. Je kunt beter de hoer spelen of bedelen dan je eigen moeder bestelen. Ik bedel voor heroïne, dat heb ik nodig.’

Een jongen in de bushalte keek haar in de ogen, te lang voor toeval. Het meisje keek terug.

‘Moet je dat nou zien koekeloeren met z’n debiele open mond. Denk je nou echt dat je beter bent?’

Ze wachtte geen reactie af en liep naar het station. Toen de bus wegreed zag Rob haar praten met de dreadlock.

Bij de school stonden auto’s slordig geparkeerd. De lokalen op de begane grond waren verlicht en overal liepen mensen, door de beslagen ramen als vormloze schimmen te zien. De conciërge die programma’s en consumptiebonnen verkocht zag Rob en herkende hem meteen. Rob kreeg nauwelijks de tijd om te kijken hoe de school aan de moderne tijd was aangepast.

Het weerzien met collega’s en ex-leerlingen was prettig. Spontaan ontstonden er groepjes. Liefdes, vetes, frustraties, carrières en emigraties, mislukkingen, huwelijken, kinderen, ongelukken, zelfmoord, scheidin­gen, ziekten en opnames vormden dankbare gespreksonder­werpen. Rob voelde interesse en oprecht enthousiasme. Geen steken onder water.

 

-----

© 2005 Walter Schrader. 

Niets uit deze tekst mag worden verveelvoudigd, opgenomen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

 

Klik hier om een e-mail te verzenden.

Klik hier om de recensies te bekijken.

Klik hier om terug te gaan naar 'HOME'.

© 02-2006; webdesign and hosting by Pim.